Wie (g)(h)eeft leiding? – 15 maart 2020

Lieve mensen,

We hadden graag bijeen willen zijn. In onze schuilkerk van ruim vierhonderd jaar oud. Daar waar ‘de wolk van gebeden hangt’ zoals Sytze de Vries zo mooi zegt in het bekende openingslied.

Het gaat niet.

Maar het verhaal gaat wel, gaat voort, voert verder en wil meenemen. Wanneer we vandaag op zondag 15 maart 2020, zondag Oculi, nog in de eerste helft van de Veertig Dagen, samen hadden kunnen komen, hadden we het verhaal uit Exodus 34 kunnen horen, de eerste 10 verzen. Maar we kunnen het wel verstaan. Het vertelt dit:

Het volk is ten einde raad. Het bevindt zich diep in de woestijn, er is geen weg terug naar de vleespotten van Egypte, waar het leven een farce was en er lijkt geen weg vooruit, waar de dood een realiteit schijnt. Het volk ervaart geen leiding, niet van Mozes, niet van Aäron, voelt zich een speelbal van het lot.

Ziekte en uitputting bepalen het ritme. Corona en onmacht. En het volk is bovendien geen ‘volk’.

Het is een verzameling van grootfamilies, tribes, in de oude boeken vaak met ‘stammen’ vertaald. Een gezamenlijk doel, een gezamenlijke richting wordt er nog niet gezien of herkend. Er is wantrouwen, gebrek aan uitzicht, nood aan onmiddellijke veiligheid.

We herkennen onszelf, in het slechtste geval, een beetje. Want complete veiligheid en simpele oplossingen bestaan duizenden jaren later ook nog niet. Al worden ze duizenden jaren later, nog net zo hartstochtelijk verlangd…

De onzekerheid die ontstaat en groeit geeft in Exodus ruimte aan paniek, aan wild en impulsief gedrag. In onze straten van nu, zien we ook zoiets: hamsteren, zenuwachtigheid, nieuwsapps vol rampnieuws, maar ook vol speculaties en hoaxes.

Waar is dan leiding? (En als we erachter komen dat die het ook niet weet, want: ‘Crisis management is a hell of a job’ las ik in mijn krant), Wat wordt dan leidend?! Beter: Wat geeft leiding!

Naar Exodus en Nederland voorjaar 2020 vertaald: Wat geeft je leiding in een woestijn waarin geen voor en achter is, geen vooruit en terug. In een tijd van toen en die van ons.

In het verhaal voor zondag Oculi zien we Mozes opnieuw de berg bestijgen, voor een tweede keer. Na de mislukking, nu: de nog niet verloren hoop op een nieuwe kans!

Waar het gezicht van de dag wordt bepaald door boosheid en wanhoop, kan alleen nog Gods aangezicht gezocht worden om verder te kunnen op een weg die geen wanhoop verdraagt.

In de ontmoeting te midden van wolken en as, stelt God zich voor als de God ‘die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die duizenden geslachten zijn liefde bewijst (toekomst!), die schuld misdaad en zonde vergeeft, maar (en daar komt ie) niet alles ongestraft laat’.

Over straf van God horen we niet graag en moeten we ook niet te snel horen. Het mag pas klinken als we Hem hebben laten uitpraten, Hij zich volledig heeft mogen voorstellen. Dan pas is het ook zinvol om te horen dat deze God niet alleen de Liefde zelf is, maar daarbij ook niet alles pikt, Zijn goede naam niet naar de verdommenis laat helpen. Een God die niet wil verzanden in een woestijn van hopeloosheid. En daarom ook geen stap verder kan, wanneer de liefde voor het goede leven is vergeten. Want het goede leven moet ook goed geleefd worden.

Ook in tijden van Corona.

Wanneer dit wel ontbreekt, dan ontbreekt God, dat wil zeggen, deze God die zich in de liefde aan ons voorstelt.

Het is deze God waaraan Mozes vraagt om mee te gaan. ‘Trek met ons mee en ga voor ons uit al is dit volk onhandelbaar’.

Niet de mensen zijn het die hun exodus, hun uitweg vinden (of vaak niet), maar het is datgene wat zij in hun leven tot God kiezen.

Dat het goede leven zich ook aan ons mag tonen, zich door ons in het gezicht laat zien. Dat wij ook als verblinding dreigt, niet vergeten naar haar uit te kijken.

Dat de liefde zich verheft, ook en juist in deze tijden van corona. Dat zij, de liefde, ons niet ontbreekt. En ons een gezamenlijke richting geeft.

Eens zal het Pasen zijn. Vaya con Dios!