Luther en de muziek

Luther hield van muziek! En Luther wist dat muziek een belangrijk middel was om de boodschap van de reformatie te verspreiden. Welke enorme invloed Luther heeft gehad op de muziekgeschiedenis heeft hij nooit kunnen bevroeden. Naast een theologische reformatie zou men achteraf kunnen spreken van een muzikale reformatie.

Allereerst waren het de nieuwe liederen die Luther samen met vele andere componisten componeerde. Het waren kerkelijke liederen in de volkstaal, bedoeld om het volk kennis bij te brengen over de Bijbel en tegelijkertijd de boodschap van de reformatie over te brengen. Luther was ervan overtuigd dat er geen beter middel was dan het lied om de gemeente bij de evangelieboodschap te betrekken. Het is lofzang, catechismus, gebed en verkondiging in één.

Liederen in de volkstaal en bedoeld om thuis en in de kerk samen te zingen. Deze liederen dienden al snel als voer voor componisten om vocale en instrumentale werken te schrijven. Denk daarbij aan componisten als Johann Walter, Michael Pretorius, Heinrich Schutz, en later Dietrich Buxtehude en dé Johann Sebastian Bach. Het is natuurlijk moeilijk voor te stellen, hoe het leven en de muziek van deze componisten er uit zou hebben gezien zonder de reformatie.

De Lutherse kerk heeft door de eeuwen heen een schat aan prachtige kerkmuziek opgeleverd. Ze heeft de kerkmuziek sterk beïnvloed en niet alleen de kerkmuziek, maar ook bijvoorbeeld het orgel. De orgels van na de reformatie werden gebouwd voor gemeentezang. Andere registers werden uitgevonden die dit doel nastreefden. Dat Luther aan de voet stond van al deze muzikale ontwikkelingen heeft hij nooit kunnen bedenken.

Hoe is de liefde voor muziek ontstaan bij Luther?

Luther kwam in zijn jonge jaren al snel met muziek in aanraking. Zingen was een hoofdvak op de Latijnse school. Met getrainde stemmen zongen de jongensstemmen in de Latijnse mis en getijden. Vele uren heeft hij psalmen moeten zingen. Naast zingen leerde Luther de luit bespelen. De luit was het begeleidingsinstrument bij uitstek. Vermoedelijk heeft Luther tijdens zijn opleiding ook les gehad in het ‘contrapunt’, ofwel het meerstemmig componeren. Getuige daarvan is een meerstemmig motet van Luther zelf op een Latijnse tekst van Psalm 118 (Non moriar et vivam). Het motet lijkt, mede door de lengte, slechts een oefening in het contrapunt, eerder dan een werk om daadwerkelijk uit te voeren.

Luther leerde op de Latijnse school niet alleen zingen maar ook verwierf hij een ongekende liefde voor muziek en zang die een deel van zijn leven werd. Hoe belangrijk muziek voor hem was blijkt wel uit de volgende uitspraken: “Ik geef de muziek de eerste plaats na de theologie. Dat zie je aan het voorbeeld van David en alle profeten, omdat zij alles wat zij te zeggen hadden in maat en lied overgeleverd hebben.”

Of een ander citaat: “De muziek spreekt het gevoel aan (affectus) niet het intellect, maar geeft zo beide daarbovenuit de mogelijkheid tot een hartverheffende belevenis (elevatio).”

De muziek spreekt dus rechtstreeks tot het hart. Een kerklied is klankgeworden evangelie. Het is een plezierig middel om mensen in contact te brengen met de boodschap van het evangelie. De jongeren in de tijd van Luther zongen erg graag meerstemmig. Daarom wilde Luther graag dat componisten meerstemmige bewerkingen maakten van de reformatieliederen.

Luthers verbijstering over de dood van twee Augustijner monniken uit Antwerpen, die in Brussel verbrand werden, zette hem in 1523 aan tot het schrijven van zijn eerste lied. “Ein neues Lied wir heben an.” Al gauw kreeg Luther bijval van andere componisten. Zo schreef Paul Speratus, een gevluchte Oostenrijker; “Es ist das Heil uns kommen her” (LvdK 344). Johann Graman schreef dit lied dat bij ons bekend is als gezang “Loof mijn ziel de Here” (LvdK 15). Konrad Humbert schreef het lied dat bij ons bekend is onder de tekst “Christus mijn Heer, op U alleen stel ik mijn vertrouwen” (LvdK 407).

In 1524 verscheen het eerste boekje met Duitse liederen. Vier van deze liederen zijn van de hand van Luther:

  • Nun freut euch lieben Christen gmein (LvdK 402)
  • Ach Gott vom Himmel sieh darein
  • Es spricht nicht der Unweisen Mund wohl
  • Aus tiefer Not schrei ich zu Dir (LvdK 19)

Vanaf 1524 gaat het snel. De ene bundel na de andere verschijnt. In 1528 verschijnt “das Klugsche gesangbuc” met daarin 53 liederen. Daarin zien we voor het eerst “Ein feste Burg ist unser Gott” van Luther. (Luister hieronder)

Een jaar voor Luthers dood verschijnt het Babstgesangbuch met 128 liederen. Luther schreef voor deze bundel de volgende inleiding:

“God heeft ons hart en ons gemoed verheugd door zijn lieve Zoon, voor ons te geven tot verlossing van zonden, dood en duivel. Al wie met ernst in dit evangelie gelooft, die moet met blijdschap ervan zingen en spreken, opdat ook anderen het zullen horen en erbij komen.”

De liederen hebben de reformatie een enorme impuls gegeven.

Zie ook:

Hoe schreef Luther een lied?

Luther noemde zichzelf geen componist. In de zestiende eeuw maakte men onderscheid tussen natuurlijke muziek en edele kunst. Met edele kunst bedoelde men het meerstemmig componeren. Met natuurlijke muziek bedoelde men de liedkunst. Het schrijven van eenstemmige liederen. Luther verstond het vak van liedschrijver prima. Wanneer men al zijn melodieën naast elkaar legt, valt op dat hij twee soorten liederen schreef.

De eerste groep bestaat uit liederen met een zogenaamde hoekige en robuuste melodie. Dit melodietype is ontleend aan de volksliedtraditie. Vaak beginnen deze melodieën op een hoog octaaf. Deze hoge inzet veroorzaakt direct al een effect van glorie. Een tweede kenmerk zijn de plotselinge sprongen in de melodieën. En ten derde beginnen de liederen met een korte noot. Tot deze categorie behoren onder andere LvdK 401 “Een vaste burcht is onze God” en LvdK 402 “Verheugt u christenen te saam”, maar ook LvdK 133 “Ik ben een engel van de Heer”. Deze stijl wordt wel Sylberweise genoemd. Opvallend is dat Luther deze stijl veelal gebruikte voor bewerking van psalmen.

Het tweede type melodie kenmerkt zich door haar meditatieve karakter en glijdende melodie. Vaak ontleent Luther deze melodieën aan het gregoriaans. Veelal staan deze in tegenstelling tot de Sylberweise stijl in een mineur toonsoort. Geen sprongen en geen complex ritme zijn typerend voor deze melodieën. Voorbeelden zijn: “O onze Vader, trouwe Heer” (LvdK 48), “Kom tot ons, de wereld wacht” (LvdK 122), “Kom Schepper God, o Heilge Geest” (LvdK 239).

Een aardig en uniek voorbeeld van Luthers zorgvuldigheid aangaande verhouding tussen tekst en melodie, is te vinden in het handschrift van Luther zelf van het “Vater unser in Himmelreich”. Ergens tussen de coupletten in componeerde Luther een melodie in de Sylberweise stijl. Dus een melodie met grote sprongen en beginnend op het hoogoctaaf. En dit alles in een ionische stemming, ofwel majeur. Kennelijk vond Luther deze melodie niet passen en koos hij later voor de melodie zoals deze bij LvdK 48 staat. Een gregoriaans aandoende melodie. Waarschijnlijk vond Luther de Sylberweise te veel een proclamerend karakter hebben. Niet geschikt voor een meditatief gebed. Hoe dan ook, het blijkt een prachtige melodie en de moeite waard om eens te zingen.

Luther hield van muziek en Lutheranen houden van zingen!